Zians-Haas Advocaten
Zians-Haas Rechtsanwälte

Grondwettelijk Hof vernietigt fiscale regularisatie van ontdoken successie- en registratierechten

29.09.2014

Grondwettelijk Hof vernietigt fiscale regularisatie van ontdoken successie- en registratierechten

Volgens het Hof is de federale wetgever niet bevoegd om de regularisatie van ontdoken successie- en registratierechten te regelen. Het zijn immers de gewesten die bevoegd zijn om het tarief en de heffingsgrondslag van de successie- en registratierechten te bepalen. Zij zijn dus ook bevoegd om de straffen te bepalen bij ontduiking van successie- en registratierechten. En ook het vaststellen van moratoire interesten m.b.t. deze belastingen is volgens het Hof een gewestelijke bevoegdheid. 
Regularisatiesysteem
De ‘wet van 11 juli 2013’ voegde het nieuwe regularisatiesysteem toe aan de programmawet van 27 december 2005. Het kwam in de plaats van het bestaande regularisatiesysteem.

Particulieren, vennootschappen, verenigingen, stichtingen, enz. konden via deze nieuwe regeling hun ‘belastingsituatie regulariseren’, op voorwaarde dat zij tussen 15 juli 2013 en 31 december 2013 een regularisatieaangifte indienden bij het ‘Contactpunt regularisaties’ van de FOD Financiën. Er werd nog een bijkomende periode van 6 maanden voorzien om bijkomende stukken in te dienen. Ze moesten ook een regularisatieheffing betalen.

Daarna bezorgde het ‘Contactpunt regularisaties’ de aangever een regularisatieattest en bracht het de ‘Cel voor financiële informatieverwerking (CFI)’ op de hoogte van de regularisatie.

Regularisatie ontdoken successie- en registratierechten
Naast ontdoken inkomstenbelastingen en btw kwamen onder meer ook ontdoken successie- en registratierechten in aanmerking voor regularisatie.
Dat bleek onder meer uit de bepalingen i.v.m. successie- en registratierechten die de wet van 11 juli 2013 heeft toegevoegd aan de programmawet van 27 december 2005, zoals bv. een verwijzing naar het W.Succ. en het W.Reg. in de definitie van ‘fiscaal verjaarde kapitalen’ en in enkele strafrechtelijke bepalingen (art. 121, 8°, art. 123, 1°, eerste streepje en art. 127, § 1, programmawet van 27 december 2005, gewijzigd bij art. 2, d), art. 5, b) en art. 9, 1° van de wet van 11 juli 2013).
Vernietiging
Het Grondwettelijk Hof besliste dat de bepalingen in artikel 121, 8°, artikel 123, 1°, eerste streepje en artikel 127, § 1 van de programmawet van 27 december 2005 moeten worden vernietigd “in zoverre zij betrekking hebben op de gewestelijke belastingen inzake successierechten en registratierechten bepaald in artikel 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten”.

De belastingplichtigen zullen het voordeel dat verbonden was aan de regularisatie van ontdoken successie- en registratierechten behouden, ook al worden bovenstaande artikels van de programmawet van 27 december 2005 gedeeltelijk vernietigd.

Het Hof maakt ook nog op enkele punten een voorbehoud bij het systeem van fiscale (en sociale) regularisatie dat van toepassing was van 15 juli 2013 tot en met 31 december 2013.

<< ga terug