Zians-Haas Advocaten
Zians-Haas Rechtsanwälte

07.07.2014

SWT en activerend beleid afgestemd op eenheidsstatuut

Werkloosheid met bedrijfstoeslag
De wet op het eenheidsstatuut heeft nieuwe opzeggingstermijnen geïntroduceerd in de arbeidsovereenkomstenwet. Die gelden sinds 1 januari 2014. Maar de opzeggingstermijn die men heeft opgebouwd tot 31 december 2013 wordt wel ‘vastklikt’ en behouden.

De nieuwe termijnen zijn vast en uniform voor elke werknemer, dus ongeacht het statuut. Maar de wetgever voorziet in een paar gevallen waarin men toch kan afwijken van die vaste termijnen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor werknemers die aangeworven zijn in een wedertewerkstellingsprogramma.

Ook voor opzeggingen met het oog op een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) geldt een uitzondering. Gaat het om een onderneming die erkend is als een onderneming in moeilijkheden of herstructurering, dan kan de opzeggingstermijn namelijk ingekort worden tot minstens 26 weken. 

Het gaat om opzeggingen door de werkgever. Er geldt dus een verkorte opzeggingstermijn bij de toetreding tot SWT van werknemers die ontslagen worden door een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden.

De arbeidsovereenkomstenwet werd in die zin aangepast door de wet op het eenheidsstatuut. Maar de voorwaarden die gekoppeld zijn aan dit regime moesten nog verder uitgewerkt worden, en dat is nu gebeurd in een KB van 13 juni 2014. De tekst somt de regels op die men moet naleven wanneer de opzeggingstermijn (of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode) wordt ingekort. Men verwijst daarbij naar het betreffende artikel van de arbeidsovereenkomstenwet.

Uitvoering
Volgende regels worden toegepast:
De werkgever stelt de werknemer in kennis van het ontslag waarbij een opzeggingstermijn in acht wordt genomen (art. 37/2, § 1 van de arbeidsovereenkomstenwet of art. 67 tot 69 van de wet van 26 december 2013), of maakt een einde aan de arbeidsovereenkomst bij middel van betaling van een overeenkomstige opzeggingsvergoeding.
De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode wordt ingekort bij een schriftelijke overeenkomst die tussen de werkgever en de werknemer na de kennisgeving van het ontslag wordt gesloten.
Die termijn of deze periode mag niet korter zijn dan 26 weken. Deze termijn en deze periode gaan slechts in vanaf de overeenkomst.
De toepassing van dit regime moet gebeuren in het kader van de overlegprocedure, opgenomen in de CAO nr. 17. Het gaat meer bepaald om artikel 10, eerste en tweede lid van die cao.

 

De uitvoeringsbepalingen worden ingevoerd in 2 bestaande akten. Die worden dus afgestemd op het nieuwe regime:
het KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Inschakelingsvergoeding
Los daarvan wordt ook het KB van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen aangepast. Werkgevers in herstructurering kunnen bij de RVA de terugbetaling vragen van de meerkost die gepaard gaat met de inschakelingsvergoeding. Namelijk: wanneer de totale kost van de inschakelingsvergoeding groter is dan de totale kost van de opzeggingsvergoeding die de werkgever verschuldigd geweest zou zijn.

Maar dat kan op dit moment alleen voor arbeiders. Het KB van 13 juni 2014 zorgt er nu voor dat dat voortaan kan voor alle werknemers. Het KB van 9 maart 2006 wordt daartoe aangepast. Men heeft het niet langer over ‘arbeiders’. 

De werkgever in herstructurering die de gedeeltelijke terugbetaling wil bekomen van de aan de werknemer betaalde inschakelingsvergoeding, moet hiertoe bij de RVA  een vordering tot terugbetaling indienen. Dit gebeurt:

ten vroegste op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding; en
ten laatste op het einde van de 6de maand volgend op het einde van de totale periode gedekt door de inschakelingsvergoeding.

De werkgever in herstructurering kan de vordering tot terugbetaling voor alle bij het collectief ontslag betrokken werknemers in één verzamelstaat overmaken, ten vroegste na de laatste maand waarin de werkgever in herstructurering een inschakelingsvergoeding verschuldigd was, en uiterlijk 6 maanden later. 

In werking
Het KB van 13 juni 2014 treedt retroactief in werking op 1 januari 2014 en is van toepassing als de opzegging uitwerking heeft op of na 1 januari 2014.
Bron:Koninklijk besluit van 13 juni 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen, BS 7 juli 2014 

<< ga terug